‘Ze deed het zelf’, zegt mijn buurvrouw, terwijl ik met mijn witte sneakers de spade in de aarde duw. Ik kijk haar aan, denk bij mezelf ‘je hebt gelijk’. Ik hoor het kwartje bijna letterlijk in m’n hoofd vallen.
Het is zondagochtend en met een aantal buren zijn we bloembollen in de grond aan het stoppen. In de groenstrook tegenover onze huizen. Specifieker: tegenover het huis van onze overleden buurvrouw. Het was lastig een moment te vinden in onze gezinsagenda’s vol met sport, familieverplichtingen en werk, maar op deze zondagochtend kunnen we allemaal. Even snel, want wij moeten erna naar een concert waarvoor ik me al heb omgekleed. Onhandig, denk ik bij mezelf, waarom heb ik die witte sneakers aangedaan. Ik probeer mijn schoenen zo min mogelijk vies te maken. Een onmogelijke opgave, de bruine aarde krult om de zijkant van m’n sneakers.
De kinderen dartelen om ons heen met tuinhandschoenen, schepjes en bloembollen. ‘Is dit gat zo diep genoeg?’, hoor ik een van hen roepen. Voor hen doen we dit. Zij waren niet bij de uitvaart en we willen ook voor hen een moment creëren ter nagedachtenis aan onze overleden buurvrouw. Zodat ook zij er even bij stil kunnen staan.
Want zoals onze overleden buurvrouw waren er maar weinig. Bal over de heg? Geen probleem, hier heb je de sleutel van de poort, dan kun je de bal altijd zelf halen. Complimentjes over die ene nieuwe jas die je aan hebt, die zo mooi bij je ogen staat. Een appje ‘Wat een heerlijke kinderen heb je toch’, nadat ze weer voor het raam hebben staan zwaaien. Standaard cadeautjes voor de buurtkinderen met Pasen en Kerstmis. Gehaakte eierwarmers in de vorm van kerstmutsen die ze op de rommelmarkt van haar bridgeclub kocht. Ik prentte manlief in dat je een gegeven paard in dit geval niet in de bek mag kijken. De buurtkinderen die er wat langer wonen hadden al een strategie; die hadden duidelijk gemaakt dat je hen vooral blij maakte met snoep, zij kregen paaseitjes en kerstkransjes.
De weken voor haar overlijden waren we allemaal betrokken. Als vanzelf gingen we om en om op bezoek. Eerst in het ziekenhuis, daarna in het verzorgingstehuis. Soms alleen, soms met de kinderen. Mijn kinderen zochten ieder een bloem uit bij de bloemenwinkel op de hoek. Godzijdank adviseerde de verkoper me om geen plantjes mee te nemen. Dat mag niet. Potgrond bevat vaak bacteriën en schimmels en is dus niet toegestaan in ziekenhuizen. Wist ik veel.
De keer erna in het verzorgingstehuis nam m’n zoon een zelfgemaakt bloemstukje mee, de schat. De buurvrouw had haar koelkast gevuld met pakjes appelsap en chocomelk voor kinderen die langskwamen, de schat. Of ze nog iets kon gebruiken? Een literaire roman om te lezen, die mochten we wel meenemen. En bananen, altijd bananen. Haar enige wens? Terug naar huis. Om daar vanuit haar stoel te genieten van de bloemen en vogels in de tuin. Zelden kwam ik mensen tegen die zo positief en dankbaar in het leven staan. Het zette me telkens weer met beide benen op de grond, als ik zelf weer eens aan het klagen was over de regen of over overvolle agenda’s.
Terwijl ik een bloembol in de grond stop en bedek met aarde, zeg ik tegen mijn buurvrouw dat ik het zo bijzonder vind dat we allemaal opstonden in haar laatste weken. Waarop ze zegt: ‘dat deed ze zelf’. En zo is het. De aandacht die zij gaf aan alles en iedereen om haar heen, zorgde ervoor dat mensen zich ook om haar bekommerden. Mijn jongste zoon van zes wordt soms ‘s nachts wakker, huilend. ‘Ik mis de oude buurvrouw zo’, snikt hij dan. Binnenkort kunnen we naar buiten kijken, naar de bloemetjes voor haar huis die hij heeft geplant. De vogels daaromheen. Maar eerst genieten we van warme eitjes bij het kerstontbijt.
